De onderhuurder van een zelfstandige woning geniet huurbescherming indien de huurovereenkomst tussen de verhuurder en de huurder eindigt. In dat geval wordt de huurovereenkomst van de onderhuurder voortgezet door de verhuurder. Daarbij maakt het niet uit of de onderhuur wel of niet was toegestaan.
De huurovereenkomst van onderhuurder wordt door de verhuurder voortgezet. Dat betekent dat de verhuurder gebonden is aan de huurovereenkomst van de onderhuurder.
De verhuurder kan binnen zes maanden na het eindigen van de huurovereenkomst met de huurder een vordering instellen bij de kantonrechter om de onderhuurovereenkomst te beëindigen. De kantonrechter kan deze vordering uitsluitend toewijzen op de volgende gronden:
De onderhuurder is verplicht om de verhuurder te informeren omtrent de voortzetting van de onderhuur. Indien de onderhuurder dat niet doet, is hij verplicht om eventuele schade van de verhuurder als gevolg van het niet informeren te vergoeden. Het al dan niet informeren heeft echter geen consequenties voor de voortzetting van de huurovereenkomst.
Indien de huurder niet bevoegd was tot onderverhuur kan de huurder door de verhuurder worden aangesproken tot vergoeding van de schade als gevolg van de voortzetting van de onderhuur. Op grond van de wet is onderverhuur van een woning in principe niet toegestaan. Dat betekent dat een huurder alleen mag onderverhuren indien de huurder op basis van de huurovereenkomst bevoegd is tot onderverhuur. Daarnaast kan de verhuurder aanspraak moeten op boetes indien in de huurovereenkomst een boetebepaling is opgenomen bij verboden onderverhuur. Ook kan de verhuurder afdracht vorderen van de genoten winst die de huurder met de verboden onderverhuur heeft behaald.